Permacultuur is een ontwerpmethode, gebaseerd op de natuur, samenwerking en verbinding. Een permacultuur-ontwerp schept overvloed en harmonie. Het is ontwikkeld door Bill Mollison en David Homgren in de jaren zeventig in Australiƫ.

Permacultuur is gestoeld op 3 ethische principes:

1.Zorg voor de aarde

2.Zorg voor de mensen

3.Eerlijke verdeling van hulpbronnen

Permacultuur kent een tiental ontwerpprincipes:

1.Kies de juiste plek voor ieder element. Keukenkruiden zet je naast de keukendeur zodat je die snel kunt oogsten tijden het koken, de moestuinbakken langs het pad dat je dagelijks loopt (bijvoorbeeld naar het kippenhok) krijgt ieder dag aandacht, terwijl de notengaard die je eens per jaar oogst verder weg ligt.

2.Elk element vervult meerdere functies. Een boom geeft bijvoorbeeld vruchten, zuurstof, schaduw, luwte, houdt de grond vast, biedt nestgelegenheid, biedt nectar aan tijdens bloei, haalt water en voedingsstoffen uit diepere lagen, versterkt het bodemleven en is mooi.

3.Elke functie wordt door meerdere elementen gedragen. Bijvoorbeeld bij de watervoorziening: water wordt opgevangen van daken in regentonnen, een regenvijver houdt water vast, door de bodem bedekt te houden zal de bodem vochtiger blijven. Verder kun je zuinig omgaan met water door alleen zaailingen en dorstige vruchtgewassen (zoals tomaat) te begieten.

4.Er wordt een intensief productiesysteem aangelegd voor hoge productie. Tussen de vaste zomerbloeiers worden bijvoorbeeld bloembollen gepoot, die bloeien als de zomerbloeiers nog moeten ontwaken en de voorjaarsbollen zich hebben teruggetrokken in de grond en als de zomerbloeiers vol in blad en bloei staan.

5.Cultiveer diversiteit. Hoe meer diversiteit hoe sterker je systeem. Niet alles zal ieder jaar evenveel oogst opleveren, maar het systeem als geheel levert wel veel op. Het ene jaar heb je veel aardbeien, maar weinig tomaten en het ander jaar weinig walnoten maar veel honingbessen. Niet alle oogst zal voor jou zijn, maar je deelt met de wilde fauna (zoals insecten, kikkers, vogels, egels). Door de wilde fauna uit te nodigen in je tuin door middel van schuilplekken, nestkastjes, poelen, dracht- en waardplanten, versterk je de natuurlijke plaag- en ziektebestrijding. Je hebt vast wel eens de nestkastjes gezien die nu vaak aan eiken worden opgehangen, want vogeltjes eten de eikenprocessierupsen.

6.Maak gebruik van randen en overgangen. Is het je wel eens opgevallen dat er veel meer gebeurt aan de rand van het bos dan middenin? Overgangen creƫren dynamiek. Door rijen in bogen aan te leggen, kun je bovendien meer planten kwijt.

7.Vang energie en sla haar op. Leg zonnepanelen op het dak of maak een groen sedum dak voor isolatie. En bonen, vruchten, noten en bladeren kun je bewaren door ze te drogen, in te maken, te fermenteren of in te vriezen. In mijn toekomstige kas wil ik grote watervatten, omdat water warmte vasthoudt in de winter en in de zomer helpt met koelen.

8.Maak zo veel mogelijk gebruik van hernieuwbare bronnen, zoals wind, zon, water en biomassa. Kies voor natuurlijke bouwmaterialen, gebruik biodiversiteit voor ziekte- en plaagbestrijding en bescherm de bodem tegen gifstoffen, uitdroging en uitputting.

9.Sluit kringlopen. In een ecologische tuin is dat heel makkelijk: al je groenafval op de composthoop en je hebt over een aantal maanden een prachtig product om andere planten te voeden.

10.Heb geduld, alle kleine plantjes worden uiteindelijk groot. Een wilde hazelaar neemt 7 jaar de tijd voor de eerste notenproductie, ondertussen heeft de struik wel al vele insecten en vogels geholpen.

Voedselbos of voedselbosrand

Een voedselbos is een landbouwsysteem voor voedselproductie met vaste planten, struiken en bomen. Het is een vorm van agroforestry (een systeem met zowel bomen als andere eetbare gewassen).

  • Bomen geven fruit (bijv. appels), noten (bijv. amandelen) en bladeren voor soep (bijv. uiensoepboom).
  • Struiken geven bessen (bijv. honingbes), blad voor thee (bijv. zwarte bes) en specerijen (bijv. laurier).
  • Vaste planten leveren groente (bijv. eeuwige moes), fruit (bijv. aardbei) en kruiden (bijv. munt).

Een voedselbosrand wordt gevormd door de overgang van bomen naar open terrein. Dit kan al worden toegepast in kleine tuinen. En een voedselbos kan meerder hectaren groot zijn. Het is belangrijk bij het ontwerpen van een voedselbos rekening te houden met de tijd die bomen nodig hebben om te volgroeien. Totdat de bomen zijn volgroeit kun je de ruimte ertussen voor andere planten en struiken gebruiken. Het worden dan meerdere ontwerpen door de tijd heen. Ik ontwerp een voedselbos op basis van de Permacultuur principes.

De 7 lagen van een voedselbos

  1. Kruinbomen
    • Notenbomen zoals tamme kastanje, walnoot en amandel
    • Fruitbomen zoals kers, perzik en appel (ook streekeigen zoals Drentse Bellefleur)
  2. Bessenstruiken zoals kruisbes, jostabes en aalbes, maar ook vogelstruiken zoals lijsterbes, sleedoorn en hulst
  3. Kruidlaagplanten
    • Meerjarige groentegewassen zoals artisjok, eeuwige moes en rabarber
    • Theekruiden zoals duizendblad, munt en citroenmelisse
    • Bloemen zoals goudsbloemen, muskuskaasjeskruid en viooltjes
  4. Klimplanten zoals druif, kiwibes en hop
  5. Bodembedekkers zoals aardbei, daslook en vrouwenmantel
  6. Bol en knolgewassen zoals yacon, boomui en aardpeer
  7. Schimmels zoals shiitake, champignons en bodemschimmels voor het bodemleven.